Singapore, de Stadstaat die nooit stilstaat

Voor velen is Singapore slechts een stip op de wereldkaart, een doorreis stad tussen Europa en de grote bestemmingen in Azië of Oceanië.
Maar wie er, zoals ik, al talloze keren voet aan grond zette tijdens een stopover op weg naar Australië, weet dat die stip een wereld op zich is.
Een wereldstad die bruist van energie, die tradities verenigt met futurisme, en waar elke straathoek ruikt naar eten dat je niet kunt weigeren.

Een smeltkroes geboren uit handel

Singapore zoals we het nu kennen, is jonger dan veel mensen denken.
Pas in 1819 vestigde de Britse handelaar Sir Stamford Raffles er een haven, strategisch gelegen aan een van de drukste zeeroutes ter wereld.
De stad bloeide razendsnel op, eerst als kolonie, later als zelfstandige republiek dankzij haar rol als draaischijf voor handel tussen Oost en West.

Na de onafhankelijkheid in 1965 bouwde Singapore zichzelf uit met militaire precisie.
Geen losse beloftes, maar keiharde planning.
Van een arme eilandstaat zonder natuurlijke grondstoffen groeide het uit tot een van de rijkste landen ter wereld.
En dat voel je, zodra je uit het vliegtuig stapt.
De hypermoderne luchthaven Changi alleen al is een bestemming op zich.

De perfecte tussenstop of beter, bestemming

Na veertien uur vliegen vanuit Amsterdam voelt Singapore als het perfecte tussendek.
Het tijdsverschil zit al in je systeem, de jetlag is half overwonnen, en Australië is nog maar een sprong verder, acht uurtjes naar Sydney, precies genoeg voor nog een slaapcyclus.
Maar toch is Singapore te fascinerend om zomaar weer te verlaten.

Wat maakt Singapore zo bijzonder?

1. Architectuur uit de toekomst

De skyline is een sciencefictionfilm die tot leven kwam.
Het Marina Bay Sands hotel, balancerend als een surfplank op drie torens, is een symbool van durf.
Loop over de Helix Bridge, geïnspireerd op DNA en je begrijpt meteen waarom de stad bekendstaat als “Asia’s City of Tomorrow”.

2. Gardens by the Bay

Waar anders ter wereld vind je stalen ‘supertrees’ van 50 meter hoog, begroeid met duizenden planten, die ’s avonds transformeren in een lichtshow begeleid door klassieke muziek?
De Flower Dome en Cloud Forest tonen ecosystemen van over de hele wereld onder één dak, alsof je een botanische wereldreis maakt in een uur.

3. Eten als religie

Singapore leeft om te eten.
Niet in dure restaurants (al zijn die er plenty), maar op plastic krukjes in hawker centres zoals Lau Pa Sat en Maxwell Food Centre.
Daar proef je Hainanese chicken rice, laksa en saté zoals ze bedoeld zijn.
Voor een paar euro.
Geen Michelin-ster nodig al hebben sommige kraampjes die gewoon.

4. Een culturele vierluik

In een wandeling van dertig minuten ga je van de wierookdampen van Chinatown naar de kleurrijke gevels van Little India, langs de moskeeën van Kampong Glam en eindig je tussen de koloniale grandeur van Raffles Hotel, waar de Singapore Sling werd geboren.

Een stad die je steeds weer terugroept

Misschien is dat waarom Singapore zo blijft hangen.
Je komt er als reiziger binnen met een jetlag, een boardingpass en geen verwachtingen.
Maar je vertrekt met verwondering.
En de volgende keer dat je een vlucht naar Australië boekt, plan je stiekem nog een nachtje extra in.

Niet omdat je moet, maar omdat Singapore geen stad is om alleen doorheen te reizen.
Het is een bestemming op zichzelf.
Een kleine stip met grootse ambities.
En wie haar vaker bezoekt, weet: ze laat je nooit los.

Verhaal en foto’s: Andy Smulders / Persfoto.com